Tibetaanse bidkrans
gesteente
Het doodshoofd, veelvuldig gebruikt in Tibetaanse bidkransen symboliseert ‘de leegte’ of het ‘niets’ wat de essentie van het universum is.
Archetypes zijn voor Carl Jung geen vaste of gesloten symbolen, maar een soort generatoren van betekenissen en associaties, die een brug slaan tussen de wereld van het intellect en die van het instinct, of het bewuste en het onbewuste. Archetypes zijn visueel herkenbare elementen in de rituelen van natuurvolkeren. Niet omdat deze volkeren een kinderlijke of achterlijke wereldvisie hebben, maar omdat zij nog het belang van deze archetypes erkennen. Als deze rites en daarbij horende archetypes niet zinvol zouden zijn, zouden ze ook niet in onze eigen prehistorische tijden ontstaan zijn, stelt Jung. Daarenboven ziet hij de symbolen of archetypes van mandala’s van over de hele wereld terugkomen in de dromen van zijn patiënten. Hier in het Westen, waar rituelen nagenoeg verdwenen zijn, vormen onze archetypische dromen de laatste link met het instinctieve, dat essentieel is voor het bewustzijn.
Het wilde ding, p. 109