Dit is (vooral) Belgisch
Onze art-nouveaucollectie
door Marie Becuwe
Aan het eind van de 19de eeuw zorgde de art nouveau voor een omwenteling in de architectuur en de toegepaste kunsten. Als reactie op de wildgroei aan neostijlen ontstond een geraffineerde vormentaal van vloeiende lijnen, natuurlijke kleuren en soms verrassend moderne materialen. In onze collectie is vooral de Belgische art nouveau goed vertegenwoordigd, met namen als Henry van de Velde, Paul Hankar, Gustave Serrurier-Bovy, Victor Horta, Georges Hobé en Philippe Wolfers.
Hankar en Horta: de pioniers
De art nouveau in België schoot uit de startblokken in 1893. Dat jaar bouwde Victor Horta (1861-1947) in Brussel het Hotel Tassel, en Paul Hankar (1859-1901) in Sint-Gillis zijn eigen architectenwoning. Uit zijn vorige huis bracht Hankar zijn oudere meubelen in neo-Vlaamse-renaissancestijl mee, maar hij ontwierp ook nieuwe meubelen en interieurelementen in art-nouveaustijl. In de loop der jaren breidde hij zijn interieur verder uit met meubelen die hij eerder voor klanten had getekend. De tafel met inlegwerk in onyx had hij bijvoorbeeld ontworpen voor Hotel Renkin.
In 1897 kreeg Hankar de leiding over de interieurinrichting van de Koloniale Tentoonstelling in Tervuren – de prille voorloper van het huidige AfricaMuseum. Die prestigieuze opdracht leverde hem heel wat nieuwe, welgestelde klanten op. Zo ontwierp hij twee villa’s, enkele bijgebouwen en een gemeenschappelijke tuin voor het familiedomein van edelsmid en kunstenaar Philippe Wolfers in Terhulpen. Het totaalconcept baadde in een oosterse sfeer. Die is vooral goed voelbaar in het rooksalon van Villa Les Glycines. Enkele stoelen, een krukje en een tafel uit het salon maken deel uit van de collectie.
Paul Hankar, Stoel en krukje voor het rooksalon van Villa Les Glycines, 1899-1900 © Design Museum Gent
Gustave Serrurier-Bovy, Stoel van het model ‘Silex’, ca. 1904 © Design Museum Gent
Serrurier-Bovy: voor de werkende man
De art nouveau vond vooral klanten bij de vermogende burgerij. Toch waren er ook kunstenaars die iederéén een prettige en goed ontworpen woonomgeving wilden bezorgen. De Luikse architect en ontwerper Gustave Serrurier-Bovy (1858-1910) was een van de eersten in België die met industriële technieken moderne interieurs voor de arbeidersklasse realiseerde. Vanaf 1903 richtte hij zich met zijn zakenpartner René Dulong op de serieproductie van meubelen en gebruiksvoorwerpen. In de collectie bevindt zich onder andere een stoel van het model ‘Silex’, afkomstig uit de slaapkamer van een dienstmeisje in zijn eigen woning Ville L'Aube. Serruriers sobere meubelen uit houten planken met zwarte schroeven waren voor hun tijd zeer vooruitstrevend.
Van de Velde: een Belg in Duitsland
De meest prominente figuur in onze art-nouveaucollectie is Henry van de Velde (1863-1957). Van hem bewaren we onder meer meubelen, kleding, gebruiksvoorwerpen en interieurelementen – vaak gemaakt voor woningen die hij eigenhandig getekend had, als echte Gesamtkunstwerke.
Eind 19de begon van de Velde ook naam te maken in Frankrijk en Duitsland. In 1899 besloot hij met zijn gezin te verhuizen naar Berlijn. Drie jaar later vestigde hij zich in Weimar. Hij zou er de Kunstgewerbeschule oprichten, de voorganger van het invloedrijke Bauhaus. Hij bouwde er ook een eigen woning, Hohe Pappeln, waarvoor hij eveneens het interieur ontwierp. Diverse collectiestukken, zoals een pianobank, stonden ooit in Hohe Pappeln.
Henry van de Velde (ontwerp), Deuß & Oetker (uitvoering), Kledingweefsel uit de reeks ‘Krefelder Künstlerseide’, 1901 © Design Museum Gent
Van de Velde werkte geregeld voor fabrikanten van textiel, zilverwerk en keramiek over heel Duitsland. Zo ontwierp hij in 1901 stoffen voor dameskleding voor de reeks ‘Krefelder Künstlerseide’ van zijdefabrikant Deuß & Oetker. Het project paste in een campagne om de zijde- en fluweelindustrie in Krefeld nieuw leven in te blazen.
In 1902 mocht van de Velde een zilveren bestek ontwerpen als geschenk voor de groothertog en -hertogin van Saksen-Weimar-Eisenach. Uit die prestigieuze opdracht vloeide de bestekserie ‘Modell I’ voort, geproduceerd door de firma Koch & Bergfeld uit Bremen. Later maakte hij ontwerpen voor nog drie andere bestekseries, telkens met een iets soberder vormgeving.
Ook de vermaarde Porzellan-Manufaktur Meissen, de oudste porseleinfabriek van Europa, was een klant. De fabriek schakelde hedendaagse kunstenaars in om haar productie te moderniseren. Van de Velde ontwierp in 1903-1904 onder meer twee porseleinen borden en een sauskom met een zweepslagmotief. Het was zijn eerste ervaring met porselein.
Wolfers: met een boek vol zilverwerk
Ook in België namen fabrikanten de vormentaal van de art nouveau over. In de jaren 1890 bouwde Philippe Wolfers (1858-1929) het Brusselse bedrijf van zijn vader (vanaf 1897 bekend onder de naam Wolfers Frères) uit tot een van de belangrijkste Europese producenten van zilverwerk en juwelen. Hij ontwierp zilveren gebruiksvoorwerpen in de neo-stijlen die toen in de mode waren, maar het liefst ging hij op zoek naar vernieuwende vormen en materialen. Daarvan getuigen de vaasjes ‘Magnolia’, in zilver en kleurrijk vensteremail. De luxueuze ontwerpen, beïnvloed door de Japanse kunst en de speelse neorococo, schitterden op talrijke tentoonstellingen.
Op de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel kwam Wolfers in contact met Louis Müller. Die vroeg én kreeg van Wolfers de toestemming om enkele van diens bronzen bloempotontwerpen uit te voeren in steengoed. In de collectie bevindt zich een cache-pot met orchideeën: een fraai voorbeeld van de heropleving van de Belgische kunstkeramiek tijdens de art nouveau.
Josef Hoffmann (ontwerp), Jacob & Josef Kohn (uitvoering), Sitzmaschine, ca. 1905 © Design Museum Gent, foto Studio Claerhout
Elders in Europa...
Onze art-nouveaucollectie bevat ook waardevolle stukken uit andere Europese landen. Zo illustreert de ‘Sitzmaschine’ van Josef Hoffmann (1870-1956) de gestileerde, geometrische vormentaal van de Wiener Secession. Ook uit Frankrijk (onder meer de School van Nancy), Scandinavië, Hongarije, Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland komen collectiestukken.
Van miskenning tot herwaardering
Na de Eerste Wereldoorlog maakten nieuwe stijlen furore en raakte de art nouveau uit de mode. Pas vanaf de jaren 1960 nam de belangstelling langzaam weer toe. Te langzaam, helaas, om te beletten dat het Volkshuis van Victor Horta - een meesterwerk van de art nouveau, in hartje Brussel - in 1965 gesloopt werd om plaats te maken voor een kantoorgebouw. Restanten van het Volkshuis, vooral ijzeren onderdelen met zweepslaglijnen, kwamen na lange omzwervingen in onze collectie terecht.
Al vanaf de jaren 1970 begon Lieven Daenens, de conservator van wat toen nog het Museum voor Sierkunst heette, te bouwen aan een art-nouveaucollectie. Via aankopen op de kunstmarkt en bij particulieren, onder meer familieleden van ontwerpers, stelde hij een representatieve verzameling samen van vooral Belgische art nouveau. Na de heropening in 2026 zal je de mooiste stukken met eigen ogen kunnen bekijken in de vernieuwde permanente collectie.
Victor Horta, Onderdeel van het Volkshuis, 1896-1898 © Design Museum Gent