Over meubelen en politiek
Knoll International in het Gentse UCO gebouw
Fredie Floré en Nico Deswaef, KU Leuven, Faculteit Architectuur
In januari overleed de getalenteerde Amerikaanse ontwerper Florence Schust-Knoll (1917-2019). Zij was de vrouw en zakenpartner van Hans Knoll (1914-1955) die in 1938 in New York het bekende meubelbedrijf Knoll oprichtte. Florence Knoll gaf dit meubelmerk een eigen look en ontwierp tussen de vroege jaren 1940 en 1960 niet alleen diverse meubelen, maar ook een reeks karakteristieke showrooms in talrijke steden over de hele wereld. Ze stond aan het hoofd van de door haar opgerichte Knoll Planning Unit, het ontwerpbureau van het bedrijf dat in de naoorlogse decennia een grote invloed had op de inrichting van nieuwe kantoorgebouwen, zowel in de Verenigde Staten als daarbuiten.
Hans en Florence Knoll © Knoll
Dat Knoll op korte tijd een indrukwekkende internationale expansie doormaakte, is mee te danken aan de sterke banden van Hans Knoll met de Amerikaanse overheid. Knoll International, zoals de buitenlandse dochterbedrijven overkoepelend werden genoemd, profiteerde rechtstreeks van het naoorlogse Europese reconstructieprogramma en van de toenmalige context van de Koude Oorlog. Als grootmacht voerden de Verenigde Staten in die jaren een bewuste aanwezigheidspolitiek in het westerse blok, onder meer met door de overheid gesteunde reizende tentoonstellingen over Amerikaans design. Hans Knoll kreeg bovendien een grote opdracht van de overheid om meubelen te leveren voor de huisvesting van Amerikaanse werknemers in Europa. Deze opdracht maakte het in 1951 mogelijk om de eerste overzeese vestigingen op te starten in Stuttgart en Parijs.
Ook het verhaal van de vertegenwoordiging van Knoll in België is politiek gekleurd. In 1954 kocht de Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene de licenties voor de productie en de verkoop van Knoll meubelen in de Benelux. De Coene was tijdens het interbellum een sterk gerespecteerd Vlaams meubelbedrijf, maar werd na de Tweede Wereldoorlog veroordeeld voor economische collaboratie en onder staatstoezicht geplaatst. Toen het bedrijf in de jaren 1950 opnieuw in handen van de familie kwam, investeerde de nieuwe directeur-generaal Pol Provost (1907-1990) onmiddellijk in een grondige modernisering. De aankoop van Knoll-licenties was hier een onderdeel van en hielp het bedrijf in korte tijd opnieuw uitgroeien tot een grote speler in het Belgische meubellandschap. De showroom van Knoll International Brussels was gelegen in de Koningstraat. Knoll meubelen waren ook te zien op tentoonstellingen, waaronder de reizende expo American design for home and decorative use die in 1954 het Oostendse Casino Kursaal aandeed en in hetzelfde jaar te zien was in het toenmalige Gentse Museum voor Sierkunst onder de titel Industrial Design in the U.S.A.
Met de tussenkomst van De Coene ontwikkelden Knoll meubelen zich ook in België in sneltempo tot erkende waarden in de architectuurwereld, en in het bijzonder in de snel groeiende kantoorbouw. Zo ook in het nieuwe administratief centrum van het Gentse textielbedrijf Union Cotonnière in Ledeberg. Dit modernistische hoogstandje van de Duitse architect Theodor Kelter (1907-1982) bestaat uit een ritmisch spel van horizontale en verticale bouwvolumes die onderdak gaven aan een divers programma. Toen de Union Cotonnière het complex in 1959 in gebruik nam, waren de administratie en de research-, sales- en marketingafdelingen er gehuisvest, alsook verschillende expositieruimtes, conferentiezalen, een restaurant, een bar en een bibliotheek.
De bouw van dit administratief centrum was een prestigeproject dat de nieuwe internationale ambities van Union Cotonnière moest onderlijnen. Eenvoudig ogende, maar tegelijk kostbare interieurs en interieurelementen naar ontwerp van de Brusselse ontwerpbureaus Ateliers Stéphane Jasinski (1907-2000) en l'Art Décoratif Céline Dangotte (1883-1975) gaven hier samen met Knoll International mee uitdrukking aan. Vooral bij de inrichting van de raadzaal waren de internationale referenties duidelijk. De concentrische opbouw van het meubilair vertoonde er opmerkelijke gelijkenissen met een van de zalen in het nieuwe en veelbesproken UNESCO hoofdkwartier in Parijs, een verwantschap die ook het architectuurtijdschrift La Maison destijds niet ontging.
Vandaag is het originele complex aan de Zuiderpoort nog moeilijk te herkennen. Verschillende aanbouwen en verbouwingen hebben het ritmische evenwicht van het ontwerp doen vervagen. Samen met Union Cotonnière verdween eind jaren 1980 ook het prestigieuze interieur, maar gelukkig was men zich bewust van de designhistorische waarde van sommige meubelen. In 1989 en 1992 schonk de directie van UCO verschillende Knoll stukken aan Design Museum Gent: zitbanken en zetels ontworpen door Florence Knoll, een Barcelona Chair van Ludwig Mies van der Rohe en een stoel Model 71 van Eero Saarinen. Vandaag zijn deze meubelen stille getuigen van ambitieus ondernemerschap en van de soms krachtige allianties tussen meubeldesign en politiek.
Buisstoel verwant aan het Nederlandse Gispen
Samen met de meubels van Knoll werden nog andere stukken uit het UCO gebouw aan de collectie geschonken: een tafel van de Deense ontwerper Grete Jalk, twee buisstoelen die verwantschap vertonen met stoelen van de Nederlandse producent Gispen, het wandrek String, ontworpen in 1949 door het Zweedse duo Karin en Nils Strinning, en dat in gebruik was in de bibliotheek, en twee Vlinderstoelen van Arne Jacobsen.
Vlinder, Arne Jacobsen. Foto Studio Claerhout © Design Museum Gent
Fredie Floré is hoofddocent interieurarchitectuur en heeft een uitgebreide expertise in naoorlogs design in België. Ze deed onder meer onderzoek naar de naoorlogse geschiedenis van De Coene en de overzeese productie van Knoll International. Ze is medeoprichter van de onderzoeksgroep Architecture, Interiority, Inhabitation (www.a2i-kuleuven.be). Nico Deswaef behaalde een master in Erfgoedstudies en doctoreert momenteel op kantoorinterieurs in naoorlogs België met het project ‘Corporate Office Interiors in Post-war Belgium: a Genealogy of a Modern Sociotope’.
Meer over de internationale geschiedenis van Knoll en over de relaties tussen meubelontwerp en politiek is te lezen in The Politics of Furniture. Identity, Diplomacy and Persuasion in Post-War Interiors (Routledge, 2017, editors Fredie Floré en Cammie McAtee)