Je gebruikt Internet Explorer. Deze site werkt het best op een recentere browser zoals Chrome, Firefox of Safari. Lees hier meer

Gesloten voor uitbreiding en verbouwing
DO THE RIGHT DING/STEUN
Home Stories Key Visual
PERSBERICHT

Home Stories

100 Years, 20 Visionary Interiors

Ons huis is een expressie van onze manier van leven. Het geeft onze dagelijkse routine z’n vorm en heeft een grote invloed op ons welzijn. In het voorbije jaar is dat meer dan ooit waar gebleken. Ons huis is een refuge geworden – al is niet iedereen daar even blij mee. Het esthetische botst met praktische overwegingen. Hoe verzoenen we werken met wonen? Hoe kunnen schoolkinderen thuis studeren? Hoe verzekeren we de privacy als onze ruimte schaars is?

Home Stories detail 7 Design Museum Gent photo Anthony De Meyere

Er is dringend nood aan een nieuw debat over binnenhuisinrichting, de bijhorende geschiedenis en toekomstperspectieven. Met Home Stories. 100 Years, 20 Visionary Interiors wil het museum dat debat openen. Het boeiende verhaal van de tentoonstelling neemt bezoekers mee terug in de tijd. Het belicht belangrijke maatschappelijke, stedelijke en technische evoluties die het ontwerp en het gebruik van de westerse interieurs in de voorbije eeuw hebben bepaald.

De expo begint met actuele woonvraagstukken – zoals het efficiënte gebruik van de schaarse ruimte in de stad of de vervaging van de grens tussen werk en wonen – en gaat terug naar onze fascinatie voor lofts in de jaren 1970, de overgang van formeel naar informeel wonen in de jaren 1960, de opkomst van de huishoudtoestellen in de jaren 1950 en de introductie van interieurs met open plan in de jaren 1920. De tentoonstelling is opgebouwd rond 20 iconische interieurs van architecten als Verner Panton, Finn Juhl, Lina Bo Bardi en Assemble; kunstenaars als Andy Warhol en Cecil Beaton en interieurontwerpster Elsie de Wolfe.

“We zien al een tijdlang een grote belangstelling voor interieurontwerp als discipline, maar tot nu toe lijkt een ernstig discours te ontbreken. Het komt vooral oppervlakkig aan bod: in glossy tijdschriften, televisieprogramma’s en via sociale media. Wij wilden belangrijke historische voorbeelden tonen als inspiratiebron voor een diepere discussie.”

Jochen Eisenbrand, curator

Door zowel iconische als niet alom bekende interieurs te tonen, wil Home Stories het fundamentele discours over interieurontwerp nieuw leven inblazen. Alle 20 casestudy’s illustreren ruimere designtrends of historische ontwikkelingen. De interieurs zijn bewust niet nagebouwd. Te veel elementen van een interieur, zoals de plafondhoogte, de inval van het daglicht en de overgang tussen binnen en buiten, kunnen namelijk onmogelijk worden gerepliceerd. In plaats daarvan presenteert Home Stories de casestudy’s aan de hand van afbeeldingen, films, meubilair, schetsen, maquettes en mood boards.

Dat rijke assortiment presenteert interieurontwerp als een discipline vol verrassingen en variatie. In de vier delen van de tentoonstelling gaan de bezoekers heen en weer tussen standaardisering, functionalisme en vormelijke reductie enerzijds en individualisering en ornamentatie anderzijds. Het totaalbeeld roept een vraag op die cruciaal is in onze moderne maatschappij: hoe willen wij wonen?

Home Stories detail 14 Design Museum Gent photo Anthony De Meyere

Ruimte, zuinigheid en sfeer: 2000 – vandaag

Home Stories elii

elii [oficina de arquitectura], Yojigen Poketto Apartment (kitchenette and sleeping area) Madrid, Spain, 2017
© elii [oficina de arquitectura], photo: Imagen Subliminal – Miguel de Guzmán + Rocío Romero

De tentoonstelling begint met een kennismaking met enkele hedendaagse interieurs die tonen hoe radicaal onze manier van wonen aan het veranderen is. Als antwoord op de stijgende vastgoedprijzen en het tekort aan betaalbare woonruimte dat eruit voortvloeit, werkt het microwonen met ingebouwd, transformeerbaar meubilair. Dat zien we in Yojigen Poketto (wat zoveel betekent als ‘zak in 4D’), een door architectuurstudio Elii in Madrid ontworpen appartement (2017). Tegelijkertijd bieden innovatieve verbouwingsprojecten, zoals de Antivilla van Arno Brandlhuber, in de omgeving van Berlijn (2014) – dat textiel als mobiele ruimteverdeler gebruikt – strategieën voor een efficiënte optimalisering van de ruimte. Ze weerspiegelen een nieuwe definitie van comfort en luxe, gebaseerd op eenvoud en de taal van het materiaal. Een andere maatschappelijke verandering die in het interieurontwerp tot uiting komt, is het toenemende belang van de deeleconomie. Een voorbeeld is het project Granby Four Streets Community Housing in Liverpool (2013 – 17). Het project werd gestart door een groep bewoners die een community land trust stichtten en een beroep deden op het multidisciplinaire collectief Assemble. Samen redden ze een Victoriaanse huizenrij van stedelijk verval. De binnenruimten werden gesloopt en opnieuw ontworpen voor de behoeften van onze tijd. Ze richtten ook een atelier op dat bouwmaterialen hergebruikt om de nieuwe ruimten in te richten.

Internetplatformen als Airbnb, Instagram en Pinterest dragen ertoe bij dat we ons eigen huis op elk moment kunnen publiceren en steeds meer als een verhandelbaar goed beschouwen. Maar de beeldtaal en de enscenering van veel interieurs vallen nog altijd terug op traditionele of conservatieve ontwerpen. Dat zien we in een diareeks die Jasper Morrison exclusief voor de tentoonstelling heeft samengesteld en die verkent hoe de schikking van objecten het karakter en de sfeer van een privéruimte fundamenteel beïnvloedt.

Home Stories Granby

Marie Jacotey, Granby N48 (drawing of the housing project Granby Four Streets by Assemble, Liverpool, UK, 2013-today), 2016. Courtesy of the artist and Hannah Barry Gallery, London

De heruitvinding van het interieur: 1960 – 1980

Home Stories Warhol

Nat Finkelstein, Factory Panorama mit Andy Warhol, New York City, USA, 1964- 67 (photo: 1965)
© Nat Finkelstein Estate / All rights reserved

Het tweede deel van de tentoonstelling belicht de radicale transformatie van het interieurontwerp van de jaren 1960 tot de jaren 1980. De verspreiding van het postmodernisme deed ontwerpers nadenken over de symbolische betekenis van meubels, patronen en decoraties, met het werk van de designgroep Memphis als beroemdste resultaat. Modeontwerper Karl Lagerfeld, een groot verzamelaar van Memphis-ontwerpen, veranderde in het begin van de jaren 1980 zijn appartement in Monte Carlo in een postmoderne Memphis-showroom. Ook in de twee voorgaande decennia drukten de maatschappelijke omwentelingen hun stempel op interieurs. Architect Claude Parent introduceerde in samenwerking met een filosoof, Paul Virilio, het concept van de ‘schuinte’ in het interieur, als contrast met de overwegend neutrale, kubusachtige ruimten van dat moment. Parent richtte zijn eigen appartement in Neuilly-sur-Seine, Frankrijk (1973) in met ingebouwde multifunctionele schuine vlakken die als zit-, eet- of werkruimte of als divan konden worden gebruikt. De Silver Factory van Andy Warhol in New York (1964 – 67) werd een voorbeeld van het vroege loft-wonen en een bijna mythisch symbool van de kunstenaarsstudio als ideale combinatie van woon- en werkruimte.

Tegelijkertijd stond IKEA als fabrikant en verkoper van moderne meubels voor de grote massa op het punt een revolutie in de sector teweeg te brengen. De opkomst van IKEA als grootste meubelfabrikant en -verkoper ter wereld heeft bijgedragen tot een baanbrekende verandering van onze perceptie van het meubel – vroeger een object dat van generatie op generatie werd doorgegeven, nu een consumptieproduct met een korte levensduur, wegwerpbaar en snel verouderd.

Het legendarische Fantasy Landscape (1970) van Verner Panton, het centrale stuk van de tentoonstelling, vertegenwoordigt de radicale ideeën van het interieurontwerp van de jaren 1960 – 1970. De bezoekers kunnen zijn tunnel binnengaan (een grot in weelderige tinten paars en blauw met een gloeiend centrum van rood, oranje en geel) en de sfeer ten volle ervaren.

Home Stories Panton

Natuur en technologie: 1940 – 1960

Home Stories Finn Juhl House

Finn Juhl House, Ordrup, Denmark, 1941
Photo: Henrik Sorensen Photography, 2013

De naoorlogse jaren waren eveneens beslissend voor het ontstaan van het moderne interieur: de moderne stijl die voor de Tweede Wereldoorlog was ontwikkeld, deed nu zijn intrede in meer en meer woningen in de westerse wereld. Tijdens de Koude Oorlog leidde de politieke concurrentie tussen oost en west tot een vergelijking van de levensstandaard in de twee kampen, met als hoogtepunt het beroemde keukendebat tussen Richard Nixon en Nikita Chroesjtsjov, in een Amerikaans prefabhuis dat in 1959 in Moskou werd geëxposeerd. In de helft van de 20e eeuw werd de taal van het moderne interieur meer geraffineerd en verschenen designbenaderingen die nu nog altijd relevant zijn. Het House of the Future dat Peter en Alison Smithson ontwierpen voor de Ideal Home Exhibition in Londen (1956), omarmde prefabmethodes en de automatisering van het huishouden, met de nieuwste keukentoestellen en een zelfreinigend bad. Jacques Tati, die veel sceptischer stond tegenover technologische vooruitgang en functionalistisch design, bedacht voor zijn film Mon Oncle (1958) de steriele Villa Arpel, een huis met een eigen wil dat zijn bewoners domineert.

Door moderne vormen en materialen met een huiselijk gevoel te combineren, kregen de Scandinavische interieurs wereldwijd meer en meer invloed, zoals in de expo is te zien in de privéwoning van architect Finn Juhl, zijn huis in het Deense Ordrup (1942). Juhl gebruikte zijn eigen huis om de meubels die hij ontwierp te testen en te onderzoeken hoe ze als deel van een interieur zouden werken. Daarnaast werden ‘wonen met de natuur’ en ‘vloeiende grenzen’ tussen binnen en buiten belangrijke thema’s voor architecten als Lina Bo Bardi en haar Casa de Vidro in São Paolo, Brazilië (1950 – 51). Bernard Rudofsky, ook een architect die de relatie tussen de privéwoning en haar natuurlijke omgeving onderzocht, liet zich door traditionele bouwtradities inspireren om huizen met buitenkamers te ontwerpen. Samen met de kunstenaar Costantino Nivola creëerde hij een woonruimte in de open lucht, de Nivola House-Garden in Long Island, New York (1950).

De geboorte van het moderne interieur: 1920 – 1940

Frankfurter Kitchen Vitra Design Museum Photo Ludger Paffrath

Frankfurter Kitchen © Vitra Design Museum, Photo: Ludger Paffrath

In de jaren 1920 en 1930 zit de oorsprong van het hedendaagse interieur. Toen ontstonden verschillende cruciale woon- en inrichtingsconcepten die onze woningen nog altijd domineren. In die begintijd van het moderne design stond het privé-interieur, heel anders dan vandaag, centraal in het architectuurdebat. Een voorbeeld op zeer grote schaal was het openbare huisvestingsprogramma Das Neue Frankfurt (1925 – 30). Het werd geleid door architect Ernst May en omvatte niet alleen de beroemde Frankfurt-keuken van Margarete Schütte Lihotzky (1926) maar ook betaalbaar meubilair van de ontwerpers Ferdinand Kramer en Adolf Schuster. Terwijl May sterk sociaal gemotiveerd was, brachten andere architecten een radicale vernieuwing in de kamerindeling en de structuur van de woonruimte. In zijn Villa Tugendhat in Brno, Tsjechische Republiek (1928 – 30), creëerde Ludwig Mies van der Rohe een van de eerste huizen met een open plan, met vloeiende ruimten waarin zorgvuldig geplaatste meubels en textiel eilanden creëerden voor verschillende toepassingen. Adolf Loos pleitte voor het ‘Raumplan’, een ruimtelijk planconcept dat vanwege zijn driedimensionale complexiteit niet in twee dimensies kon worden begrepen. Zijn Villa Müller in Praag (1929 – 30) is een zorgvuldige choreografie van opeenvolgende ruimten op verschillende niveaus en met verschillende hoogten, die breken met het gebruikelijk concept van de verdieping op één vlak. Architect en productontwerper Josef Frank, ook een Oostenrijker, introduceerde het concept ‘accidentisme’, dat het interieur organisch laat groeien in de tijd, zodat het als bij toeval samengesteld lijkt.

In tegenstelling tot deze modernisten gebruikten sommige van hun tijdgenoten de ornamentatie als expressiemiddel. Elsie de Wolfe, die in 1913 haar boek The House in Good Taste publiceerde, wordt vaak als een van de eerste professionele interieurinrichters beschouwd. De Wolfe zag het interieur als een vertegenwoordiging van de identiteit van zijn bewoner. Hetzelfde gold voor de interieurs van fotograaf en interieurontwerper Cecil Beaton, die zijn woonomgeving als een vorm van zelfexpressie gebruikte. Voor zijn Ashcombe House (1930 – 45) liet hij zich inspireren door de kunsten, het theater en zelfs het circus.

Publicatie

De uitgebreide publicatie die deze tentoonstelling vergezelt, verkent deze casestudy’s als mijlpalen in de geschiedenis van het moderne interieur. Ze bevat historische en recente foto’s, tekeningen en plannen.

Penny Sparke geeft een beknopte geschiedenis van het interieurontwerp, Alice Rawsthorn onderzoekt de rol van gender en Mark Taylor bespreekt het discours van het interieurontwerp in de 21e eeuw. Adam Štěch levert inzichten in het gebruik van kleuren in het interieur en Matteo Pirola presenteert een gedetailleerde en rijk geïllustreerde chronologie van belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het interieurontwerp. Jasper Morrison verkent met een portfolio van exclusief voor deze catalogus geselecteerde foto’s de kenmerken van een goed interieur. Daarnaast zijn er interviews met hedendaagse interieurontwerpers en leveren experts in de sociologie van het wonen en de psychologie bijkomende inzichten. Dit boek is een kostbare bron voor al wie belangstelling heeft voor interieurontwerp.

Home Stories catalogus

Home Stories 100 Years, 20 Visionary Interiors. Redactie: Mateo Kries, Jochen Eisenbrand. 25 × 25,5 cm. 320 pagina’s, ongeveer 500 afbeeldingen. ISBN: 978-3-945852-38-5 € 59,90.

Praktische info

Home Stories. 100 Years, 20 Visionary Interiors
27.03.2021 – 12.09.2021
Toegangsprijs: € 10 | € 8 | € 6 | € 2 | € 0

Open op weekdagen van 9:30 tot 17:30
Open op weekends, feestdagen en schoolvakanties van 10:00 tot 18:00
Gesloten woensdag

Meer persinformatie en of beeldmateriaal (niet voor publicatie)

Sandra Plasschaert
Cats Communication
Press & PR

+32 479 35 10 39
sandra@catscommunication.be


Simon Adriaensen

Design Museum Gent

Communicatie

+32 9 323 64 88
simon.adriaensen@stad.gent